Overslaan en naar de inhoud gaan

Wat te doen?

Tijdelijk geen aardgas

Dit is belangrijke informatie als je van plan bent aardgasinstallaties tijdelijk aan te sluiten op propaangas via propaangasflessen. Hier volgen enkele algemene principes.

 

Over gebruikstoestellen:

  • Een toestel dat op aardgas werkt, moet altijd qua binneninrichting, aansluitingen en installatie (ventilatie/beluchting, enz.) zodanig worden aangepast dat het met propaangas kan worden gebruikt, mits het betrokken toestel dit toelaat.
  • Een aardgastoestel kan alleen worden omgebouwd naar een propaangastoestel als de fabrikant eerder een CE-keuring heeft laten uitvoeren voor categorie I3+ of I3P.
  • Een gastoestel moet altijd zijn bestemd voor België. Indien dit niet het geval is, is de installatie niet wettelijk in orde en moet het toestel worden vervangen door een voor België bestemd toestel.
  • Ben je van plan de tijdelijke aansluiting op propaangas ongedaan te maken, dan moet de omgekeerde weg worden bewandeld door de toestellen die op propaangas werkten weer geschikt te maken voor aardgas.

Over propaangasflessen:

  • Zet geen flessen, vol of leeg, anders dan de fles die in gebruik is, in huis.
  • Controleer op lekken door alle blootliggende aansluitingen/leidingen met zeepwater in te smeren nadat elke gasfles is vervangen.
  • Stel een fles niet bloot aan een warmtebron.
  • Plaats de gasfles(sen) niet op een lager niveau dan het maaiveld, en niet op of in de onmiddellijke nabijheid van een kelderraam of een andere lage opening naar het huis (geventileerde ruimte, enz.).
  • Zorg ervoor dat de propaangasfles stabiel, veilig en altijd rechtop staat.

 

In het algemeen zijn er twee mogelijkheden om propaangasflessen op de installatie aan te sluiten.

Installatie aangesloten op propaanflessen (op accu) die buiten en boven het maaiveld zijn geplaatst:

  • Het installatiegedeelte van de leidingen (en toebehoren) moet aangepast of nieuw zijn om strikt te beantwoorden aan de eisen van de norm NBN D51-006.
  • Voor de aansluiting van propaangasfles(sen) op de accu en voor de ombouw van de toestellen moet eveneens de geldende norm NBN D51-006 worden nageleefd (zie ook de algemene principes voor gebruikstoestellen hierboven).
  • Het geheel wordt getest volgens NBN D51-006 en er wordt een leidingcertificaat afgegeven.

Het toestel wordt afzonderlijk gevoed door één propaanfles die in de onmiddellijke nabijheid van het gebruikstoestel wordt geplaatst:

  • Gasflessen die zich binnen de woning en boven het omringende maaiveld bevinden, moeten rechtstreeks worden aangesloten op hun toepassing/toestel, zijn omgebouwd naar propaan of nieuw zijn; de aansluiting moet in overeenstemming zijn met de huidige norm NBN D51-006.
  • Alle andere niet-aangesloten propaangasflessen mogen niet binnenshuis worden opgeslagen, maar moeten buiten en boven het maaiveld worden opgeslagen.
  • Het type propaangasfles en de gasuitbreidingskit moeten worden gekozen afhankelijk van het verbruik van het betreffende toestel; volgens de geldende norm NBN D51-006.
  • Het geheel wordt getest volgens NBN D51-006 en er wordt een leidingcertificaat afgegeven.